Waarom alleen 1 en 6?
Waarom alleen 1 en 6?
Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God, mijn Heer! (Wilhelmus)
Tijdens een poging om toch iets meer te begrijpen van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne, las ik een biografie over Poetin geschreven door Masha Gessen. Wat me daaruit is bijgebleven, naast heel veel andere dingen, is dat het Russische volkslied meer dan eens van inhoud en melodie is gewijzigd, en dat eens de leden van het nationaal voetbalelftal hadden geklaagd dat het toen gangbare lied wel heel erg moeilijk mee te zingen was. Zelf ben ik geen voetbalfan, maar af en toe kijk ik eens een wedstrijd van Oranje mee, en altijd weer ben ik verwonderd over dat lied op die plaats, en ook over de pogingen van de spelers om toch maar zoveel mogelijk mee te zingen. Discussies zijn er ook bij ons geweest, van politieke aard, bijvoorbeeld het voorstel van een paar jaar geleden om het aanleren van het Wilhelmus op school verplicht te stellen. Het heeft het niet gehaald. Waarschijnlijk omdat we zoiets te nationalistisch vinden. Anderzijds doet het de meeste Nederlanders wel wat. Zeker als ze ver weg van huis verblijven of als ze een moeilijke tijd doormaken. Als je er een beetje gevoelig voor bent, is er dan minstens kippenvel en misschien ook wel een (ingehouden) traan, zeker als we in de maand mei denken aan al de mensen die voor onze vrijheid hun leven hebben gegeven. Het beluisteren van het geuzenlied, gedicht door Marnix van Sint-Aldegonde, waarvan de eerste letters van ieder couplet samen kunstig de naam ‘Willem van Nazzov’ vormen, raakt ons, omdat het dan gaat over onze identiteit. Ook al hebben we niks met de diepere inhoud, toch sta je daar wel als speler van het Nederlands elftal of als diplomaat ergens in een land ver weg, terwijl je terugdenkt aan de keren dat je het als klein jongetje of meisje thuis hebt gehoord. Misschien wel samen met je ouders, terwijl je naar de jaarlijkse herdenking op De Dam keek. Goed om bij alles de context van het lied in de gaten te houden: dat je, al zingend, in de schoenen komt te staan van Willem van Oranje en dat deze ‘vader des vaderlands’ in tweestrijd verkeerde, omdat hij enerzijds trouw wilde zijn aan de koning van (Hi)spanje, maar wel, boven alles, wilde gaan voor wat de stem van zijn geweten hem ingaf en voor het Nederlandse volk. Als je dat weet, begrijp je de inhoud van de andere, minder bekende, coupletten ook beter. Waarom zingen we die eigenlijk nooit? Zeker voor wie in de God van het lied gelooft, staan daar toch mooie dingen in. Bijvoorbeeld de volgende regel uit couplet 2: “Maar God zal mij regeren als een goed instrument”. Critici kunnen zulke woorden parmantig noemen en zelfingenomen. Maar het is maar net hoe je het zingt: voor wie het zingt met een afhankelijk hart is het tegelijk een gebed om wijsheid. Iets soortgelijks geldt voor het 9e couplet, dat begint met de volgende zin: “Na het zuur zal ik ontvangen van God mijn Heer het zoet”. Is dat heel anders dan wat we lezen in het 3e vers van Psalm 126 (OB): “Die hier bedrukt met tranen zaait, zal juichen als hij vruchten maait”? Ik weet wel, het wordt een beetje een geworstel met dat historische en met die oude taal. Maar laten we er toch maar eens voor gaan zitten/staan, misschien met de uitleg van een historicus erbij, en dan het Wilhelmus nog eens helemaal, couplet voor couplet, doorzingen, vergezeld van de vraag: hoe sta ik zelf in dit alles, wie is mijn God, en op welke manier heeft Hij met mijn leven hier en nu te maken? Prima om bij dit alles kritisch te zijn, als je maar niet vergeet om het dan ook naar jezelf toe te zijn. Het levert vast veel moois op! Ds. B.F. (Bas) Bakelaar
mei 2022 | ||
terug | ||