Onze hulp Onze hulp
Onze hulp is in de Naam van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft.
(Psalm 124: 8)

Wat is het votum? Onlangs, toen die vraag gesteld werd in het boekje dat we voor de belijdeniscatechisatie gebruiken, gaf een van de catechisanten aan het niet te weten, en ze voegde daar spontaan aan toe, terwijl ze de naam van een andere deelnemer noemde: “Mijn hoop is op jou gevestigd!”. Ik vond dat een geweldig mooie gang van zaken. Dat zij op die manier juist benoemde waar het in het votum om gaat: op wie onze hoop is gevestigd, van wie wij het verwachten.

Meerdere omschrijvingen doen trouwens de ronde. Om­ dat votum eigenlijk ‘toewijding’ betekent: toewijding van de dienst aan God, en oorspronkelijk verwijst naar de woorden: “In de Naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest”, gebruik ik zelf liever de eerste woorden als omschrijving: ‘onze hulp’. Anderen kiezen voor ‘bemoe­diging’. En wie van deftig Latijn houdt, zal de voorkeur geven aan ‘adjutorium’. Inhoudelijk gaat het allemaal over hetzelfde. Aan het begin van de Nederlandse Reformatie, tijdens de Synode van Dordrecht in 1574, werd de formu­lering vastgesteld zoals de meesten van ons die kennen, waarbij de bovenstaande regel uit Psalm 124: 8 wordt aangevuld met de woorden van Psalm 146: 6: “Die trouw houdt tot in eeuwigheid” en Psalm 138: 8: “En niet laat varen de werken van zijn handen”.

Het 8e vers van Psalm 124 is het laatste. Wie het ‘onze hulp’ goed wil begrijpen, moet ook kijken naar de verzen die aan het laatste voorafgaan. Aan het begin lezen we dat het een door David gedicht pelgrimslied betreft. Aange­zien het een lied van Israël betreft, denken we allereerst aan de opgang naar Jeruzalem tijdens de grote feesten. Die tocht was niet zonder gevaren. Integendeel, in de Psalm lezen we over allerlei dreigende situaties op de route. Onderweg zijn er vijanden die de Israëlieten naar het leven staan, die hen dreigen te verslinden, en ook woeste waterstromen die de feestgangers willen overspoelen en meesleuren richting de ondergang. Een derde beeld is dat van de vogelvanger die het gemunt heeft op bange vogel­tjes zoals wij nogal eens zijn. Waar zou Israël zijn geweest, waar zouden wij zijn geweest, zonder de hulp van God?
David zegt: dan waren we verslonden, dan waren we ver­loren gegaan. Maar gelukkig, het is anders gegaan! En dat allemaal dankzij Hem die zich aan de zijnen heeft verbon­den, wiens Naam is: “Ik ben die ik ben”, “Ik ben erbij!” en “Ik zal er zijn!”. Dankzij die Naam kan een mensenkind aan al die dreigingen ontkomen en aankomen in het Koninkrijk van God.

Die vaste woorden van de voorganger aan het begin van de dienst, als kerkganger waren ze voor mij jarenlang niet veel meer dan een ‘dood’ ritueel. Tot ik ging beseffen waar het in deze woorden echt om gaat. Als ik het bovenstaan­ de nog eens op me laat inwerken stroomt dankbaarheid mijn hart binnen omdat de God van Psalm 124, dankzij zijn Zoon Jezus Christus, ook mijn, ook onze, God wil zijn. Tijdens de zondagse oases die de diensten mogen vormen, maar ook tussendoor, mag ik, mogen wij, wer­kelijk alles van Hem verwachten. Hij die hemel en aarde gemaakt heeft, op Hem mogen wij vertrouwen. Hij laat de zijnen niet los. Onze hoop is op Hem gevestigd!
 
Ds. B.F. (Bas) Bakelaar
februari 2021
terug