Jan van Leiden Jan van Leiden
Jezus antwoordde: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld.
(Johannes 18: 36a)

Op de eerste zaterdag van de voorjaarsvakantie stonden we ernaar te kijken, naar de drie kooien aan de toren van de Lambertikerk in het Duitse Münster, waarin jarenlang het stoffelijk overschot van Jan van Leiden en zijn twee helpers tentoongesteld was geweest.

Wie van ons kent niet de uitdrukking ‘dat iemand zich er met een Jantje van Leiden van afmaakt’? Ik moest googe len om de betekenis van dat spreekwoord te achterhalen. Het verwijst terug naar Jan Beukelszoon (1509­-1539) die eens kleermaker in Leiden was, met regelmaat slecht werk afleverde en dit vervolgens met mooie praatjes wist recht te breien, waardoor hij het werk niet over hoefde te doen.

Behalve met zijn vak, was Jan Beukelszoon ook intensief bezig met de dingen van God en geloof. Hij had Münster al eens bezocht en was daar gegrepen door een preek van Bernhard Rottmann. In Leiden laat hij zich vervol­gens dopen door Jan Matthijs, die hem als apostel uit­ zendt “om de boodschap te verkondigen en de uitverkorenen in te wijden”. Vervolgens wordt Münster een van de bolwerken van de wederdopers, met aan het hoofd Jan van Leiden, die zichzelf de titel van ‘koning’ had gegeven, het ‘Koninkrijk Sion’ oprichtte en met behulp van zijn helpers een waar schrikbewind uitoefende. Alle boeken, behalve de Bijbel, werden verbrand, geld werd afgeschaft en gemeenschap van goederen en polygamie werden ingevoerd. Zo had Jan van Leiden maar liefst 17 vrouwen…

Bij dit alles moet ik denken aan Hannelore, het meisje dat opgroeide in Krimpen aan den IJssel en samen met haar ouders en zusje in een sekte terecht kwam. Onlangs kwam er een boek uit waarin wordt beschreven hoe het allemaal is gegaan. Ook daar lezen we over een sekte­leider die zichzelf een gezaghebbende titel geeft: ‘Pro­feet’, een schrikbewind uitoefent en meent dat hij met alle vrouwen het bed mag delen. Iedere keer weer gebeurt het: in Münster, in het Texaanse Waco, maar net zo goed in onze eigen Krimpenerwaard.

Grote kans dat wij ervan gruwen als wij horen hoe het met Jan van Leiden verderging. Na harde gevechten komt er in 1535 een einde aan zijn aardse ‘vrederijk’. Zelf wordt hij een half jaar lang als een soort circusbeer door heel de omgeving gevoerd, om vervolgens in 1536, samen met zijn twee assistenten Berend Knipperdolling en Berend Krechting gemarteld en geëxecuteerd te worden. En daarna worden hun drie lichamen in de genoemde ijzeren kooien opgehangen aan de toren van de Lambertikerk in Münster. Maar liefst tot 1585 hangen ze daar, als een afschrikwekkend voorbeeld…

Was er niets goed aan de leer die Jan van Leiden aanhing? Dat zou ik niet durven beweren. Uit het evangelie consequenties trekken voor het heden, je aardse gedrag zoveel mogelijk afstemmen op het onderwijs van Jezus, wie zou daar op tegen kunnen zijn? Toch loop je bij dit alles wel een risico. Dit: dat je in al je idealisme het halve, gebrokene, zondige en menselijke over het hoofd ziet. Dat je daar, bij al je plannen, niet genoeg rekening mee houdt.

“Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld”, die woorden spreekt Jezus uit als Hij voor Pilatus staat. En Hij voegt er aan toe dat, als het wel zo geweest zou zijn, Hij dan daar niet gestaan zou hebben, omdat zijn dienaren dan voor hem gevochten zouden hebben. Op een andere plaats horen we Jezus spreken over maar liefst twaalf legioenen engelen op wie Jezus à la minute een beroep kon doen (Mat. 26: 53). Toch deed Hij dat niet, koos Hij niet daarvoor, omdat Hij geroepen was een andere weg te gaan; niet die van de aardse macht, glorie en majesteit, maar die van onderwerping aan de wil van zijn hemelse Vader.

Hoe zit dat bij ons, die belijden bij deze Jezus te horen? Met het tweede couplet van het bekendste Lutherlied (WK 233) zingen wij: “Geen aardse macht begeren wij…”. Ja, dat zingen we, maar is dat ook wat we vinden en voelen vanbinnen, of is een beetje invloed, zeggenschap en doorzettingsvermogen toch wel heel erg fijn?

Laten wij er in deze lijdenstijd/veertigdagentijd nog eens goed over nadenken hoe het bovenstaande bij ons zit en werkt. Misschien tijd om voor Jezus te belijden dat we zo graag willen dat onze haan koning kraait. En laten we dan behalve om vergeving daarvoor, vragen om nieuwe ootmoed en om een Geest die ons enerzijds laat zien dat we ver van de Volmaakte aan het kruis afstaan, maar ook dat we door genade van Hem mogen zijn en daardoor in zijn volmaaktheid mogen delen. Delen in het werk van Hem, die zich er niet met een Jantje van Leiden van af heeft gemaakt!

Zie onze God, de Koning-knecht,
Hij heeft Zijn leven afgelegd.
Zijn voorbeeld roept
om te dienen iedere dag,
gedragen door Zijn liefd’ en kracht.

(WK 144, refrein)
Ds. B.F. (Bas) Bakelaar
maart 2020
terug